psychologie, mens en massa, crisis, tijdgeest, mesmerisme, leiderschap, Freud, film, roken, macht, crisismanagement, wat is 'modern', dr Johnson, immigratie, groupthink, PDG, mens en milieu, criminaliteit, rellen, liefde, organisaties, paniek, utopieen  probleemgezinnen, kuddeinstinct, creativiteit, charisma, evacuaties, architectuur, groentijd, wijn, crowd control, emoties, images, multiculturaliteit, avontuur, Spinoza, reclame, humor, hulpverlening, kunst, observatie, brandpreventie, societeiten, rampen, koken, homo ludens, mannenclubs, sociale wetenschappen, bindingsangst, Immanuel Kant, verslaving, literatuur, dromen, media,  maatschappijvormen, identiteit, filosofie, hooliganisme, speltheorie, situatiewaarneming, ethologie

Hans van de Sande

De Kloof tussen burger & politiek.  

Een kloof kan op twee manieren ontstaan: Door verschuivingen in de aardkorst of door gestage uitslijping door bijv. een rivier. Een woud van metaforen rijst, hoop ik, plotseling op voor Uw geestesoog.

Maar moeten we het daar wel over hebben? Het gaat misschien niet zozeer om de kloof zelve, maar om de waarneming van de kloof. Bij ex-contesterende studenten, die hier ruim vertegenwoordigd zijn, en bij politiek geďnteresseerden in het algemeen zal de kloof wegens verschillende soorten contrast-effecten algauw voor groot versleten worden, maar is ie dat ook?  Hoe dat ook zij, men heeft het over een kloof en dat moet begrepen. Daartoe leken me drie wetten geschikt: de wet van Willem, die van Gerdie en de wet van Hans.

Eerst maar de wet van Hans. Die luidt: "De politiek is door zijn realisme en de burger is door zijn idealisme betrokken. Wanneer dit verschuift ontstaan problemen."

In wezen gaat deze wet over de oude kloof tussen de bovenklasse en de onderklasse, tussen de elite en de velen. De kloof is oud en in wezen onveranderd, maar de heren zijn de heren niet meer en evenzeer zijn de proletariërs de proletariërs niet meer.

Waar vroeger de elite grond en goederen bezat die een grote geldswaarde vertegenwoordig-den, naar die ze, realisten als ze waren, niet per se en onmiddellijk in status en pronkzucht wilden om zetten, leeft een groot deel van de elite nu in een soort Dynasty-achtige wenswereld. De elite was vroeger zichzelf genoeg, maar zoekt nu universele erkenning van zijn kwaliteiten, desnoods via de Privé. Waar vroeger de elite zich kenmerkte door een streven naar cultureel onderscheid van de velen, is nu de elite dezelfde cultuur toegedaan als de velen en vinden we hem in de kuip bij Lee Towers, Ronnie Tober of Pieter van Vollenhoven.

Vroeger was de elite concreet en practisch, hield zijn eigenbelang op onopvallende en hypocriete wijze scherp in de gaten, en ondersteunde dus direct, via paternalisme en liefdadigheid, dat deel van de velen waar ze direct mee te maken hadden, en dat daarom wel eens gevaarlijk kon worden. Al gevend diende men zichzelf, kan het mooier? Nu echter is de elite theoretisch en idealistisch en ondersteunt ze de zwakkeren niet meer direct, maar slechts via de giro, de overheid of NGO's. Die geholpenen weten dus niet eens dat ze geholpen worden, ze beschouwen dat als een meevaller, of als een recht en de gever kan er dus niets aan ontlenen. Dit is, dames en heren, Idealisme in zijn puurste vorm.

De velen, daarentegen, die in hardere tijden dan nu erg achtergesteld waren, die geen geld of goederen hadden en zich daarom tevreden moesten stellen met dromen van geluk, zijn, zoals de Internationale dat zo fijntjes uitdrukt, door begeerte aangeraakt. Ze hebben hun dromerige volkse idealisme verloren en willen poen zien, poen die door de overheid aan de meest succesvollen onder hen met bakken tegelijk wordt ontnomen en met vingerhoedjes tegelijk aan de minst succesvollen wordt toegeschoven.

De bovenklasse is idealistisch geworden en de politiek, die net als vroeger sterk de normen en waarden van de bovenklasse representeert, is dus ook idealistisch. De politiek stroomt over van de goede bedoelingen, ze meent het ontzettend goed met het milieu, wil de arme varkens, vossen, zeehondjes en mosselen voor een beroerd leven behoeden, de rokende burger tegen zichzelf beschermen, de chauffeur aan de veiligheidsriem hebben, de zwarte kindertjes een Goois taalgebruik en goede manieren bijbrengen, de arme Bosniers, Albanezen, of  Somaliers, beschermen, en de zo jammerlijk in de misdaad terechtgekomen jongeren er weer bovenop helpen. Iedereen moet eigenlijk tegen alles verzekerd zijn en de ARBO waakt over ons allen. Boven alles echter, zoals de SP niet moe wordt te beweren, meent de overheid het natuurlijk goed met zichzelf.

De onderklasse, die vroeger idealen had in termen van het goede leven, van geluk, van ontwikkeling, van gelijkheid, is, nu ze althans het goede leven zo ongeveer bereikt heeft, ontdaan van haar abstracte idealen en sterk realistisch geworden. Zij tracht de ARBO wet waar mogelijk te omzeilen, tenzij die wet voor onverwachte vrije uren zorgt, zij rookt zich het schompes en vreet zo ongezond mogelijk, zij laat zich niets gelegen liggen aan Somalezen, Albaniers en Bosnezen, zij wenst dat misdadigers aan het gas gaan en de carbonade zo goedkoop mogelijk is. Ik citeer hier natuurlijk Yoep van ’t Hek.

We zien dus een politiek die in abstracto gelijkheid nastreeft, maar net zo min als Henriette Roland Holst of Adema van Scheltema ooit gelijk is of zal worden aan de strokartonarbeider, die in abstracto zich inzet voor gezondheid voor allen, maar zelf natuurlijk wel een verstandig McDonalds vrij dieet aanhoudt, regelmatig een medische check-up laat doen, en nimmer een arme verslaafde het patatje oorlog uit de handen zal slaan. Een politiek die de multiculturele samenleving in abstracto een goede zaak vindt, maar die natuurlijk nooit in een Turkenbuurt zal wonen of zijn kinderen naar een zwarte school zal sturen. We zien dus idealisme.

We zien burgers die hun godsdienst, hun ideologie en hun dromen verloren hebben en die, nu een soort gelijkheid bereikt is, zich realiseren dat als je voor een dubbeltje geboren bent, je het kwartje wel degelijk kunt bereiken, maar dat je daar geen moer mee opschiet. Al rijd je in een Bentley, je blijft een patjepeeër,  Al gebruik je nog zoveel dure after shave, de geur van de machteloosheid valt niet te verdrijven. Al zit je, net als vroeger de kapitalist, 36 uur per week op een kantoor slappe praat uit te slaan, je instinct zorgt er toch voor dat je 's avonds met tegelzetten en pijpfitten wat bijklust. Realisme dus. En dat een realist wantrouwen heeft tegen idealisme is niet verbazend.

Deze theorie is een vertegenwoordiger van het verschuivings type, en wel een rechtse variant daarvan, dus eerder gebaseerd op een cynische dan op een idealistische kijk op de mens.

De tweede wet is de wet van Gerdie en die luidt: Hoe kleiner de kloof tussen politiek en burger, hoe groter de kloof tussen burger en politiek. Het bewijs hiervoor is eenvoudig te leveren, ik zal het U kort schetsen, maar U kunt het in feite zelf bedenken als U zich eenmaal realiseert dat een kloof er van twee kanten geheel verschillend uit kan zien.

We gaan er kennelijk van uit dat er een optimale afstand is tussen politiek en burger, net zoals er een optimale afstand is tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, of tussen buschauffeur en bus. Zodra ze samenvallen is er iets mis, maar wanneer ze te ver van elkaar verwijderd zijn gaapt een kloof. Een verstandige gedachte, maar de wet van Gerdie leert ons dat het subtieler ligt: er zijn twee optimale afstanden.

Wanneer de politiek de afstand te groot vindt, en daarom streeft naar verkleining van de kloof, verliest de burger zijn belangstelling, zoals de vrouw haar belangstelling verliest voor een te opdringerige vrijer, of de klant voor een te opdringerige verkoper. De burger snapt namelijk heel goed dat de opdringerige politicus zijn lovende taal, zijn wervend gedrag, en zijn in-de- kont-kruiperij, niet uit onzelfzuchtige motieven vertoont, maar dat hij, net zoals de burger zelf, ordinair op eigen status en belang uit is. En daar is de burger niet van gediend. Die wil  liever een politiek die respect wekt, die niet naar status streeft, maar die status heeft De burger vindt de kloof dus te nauw en hij tracht afstand te nemen.. De politiek denkt het fout gedaan te hebben en steekt zijn arm er, zeker tegen verkiezingstijd, nog verder in en zo komt een vicieuze kloof tot stand.

We zien hier dus weer een uitslijpingstheorie, maar dan een met een sterk psychologisch-relativerend karakter.

Tenslotte de wet van Willem. Deze is kort en axiomatisch opgebouwd:  Axioma 1 luidt:

  1. Het is nooit goed.   1a.  Ook als het goed gaat is het nooit goed
  2. Als het niet goed gaat raken we betrokken en willen we meer invloed
  3. Als het goed gaat willen we weten waarom het toch niet goed is, zodat we weer betrokken kunnen raken.
  4. Als het goed gaat zegt de overheid dat het dank zij haar goed gaat. Dat willen we niet horen, dus luisteren we liever naar iemand die zegt dat het toch niet goed gaat.

Een typische uitslijpings variant zou ik zeggen, de Grand canyon van de onvrede.

Met deze drie simpele wetten, die van Willem, die van Gerdie en die van Hans, valt de kloof tussen politiek en burger te verklaren, een kloof die er altijd wel was, en er altijd wel zal zijn. Een kloof die gezien zijn drievoudige wetmatigheid onvermijdelijk is, maar die heden ten dage wel zichtbaarder lijkt dan vroeger.

De cruciale vraag lijkt me daarom of we moeten trachten de kloof of onze ogen te sluiten.

 

 

[van de Sande in lezingen] [interessante links][CV] [essays] [PPT's]

Laatst bijgewerkt: 17 September 2013